Lesfasenmodel:
Voorbereiding *
|
Context - Boerderij
|
Belevingswereld - Dieren
|
Basisplan – We
maken met z’n alle een boerderij van (fimo)klei.
|
Opdracht en randvoorwaarden – Er moeten minimaal 5 verschillende dieren gemaakt worden
en minimaal 8 verschillende voorwerpen.
Denk hierbij aan een voederbak, een gieter, een bezem en een schuur.
|
|
Doelen
|
Beeldend doel: - Het moet een boerderij worden
met dieren en boerderij voorwerpen.
Technisch doel: - Het is de bedoeling dat de
leerlingen leren omgaan met fimoklei.
|
|
Receptie
/Oriëntatie * |
Introduceren
|
Beeldcultuur – We kijken met de klas een stukje
van Barnyard en beginnen een gesprek over een boerderij. Tegelijkertijd maken
we een woordweb met de dingen die op een boerderij de vinden zijn.
|
Informeren
|
Beeldbeschouwen – We bespreken gezamenlijk het
stukje Barnyard en bedenken hierbij wat er allemaal aanwezig is op een
boerderij en dus ook wat wij straks moeten gaan maken. Zoals hierboven al is
beschreven, komt er dan ook een woordweb bij. Ik vraag de leerlingen van
tevoren ook om goed op de details van de boerderij te letten.
|
|
*
|
Instrueren
|
Beeldend Probleem – Nadat de boerderij af is moet er
iets mee gebeuren. We laten de kinderen hierbij beslissen wat dit is. Denk
hierbij aan verandering van lente naar herfst of een dergelijke verandering.
|
hier volgt een verduidelijking van het beeldmateriaal. We kijken gezamenlijk de trailer van een Barnyard-Film (http://www.youtube.com/watch?v=l2alaKxvH8E). Dan vragen we of iemand dit tv programma kent en zo activeren we de voorkennis en trekken we de aandacht. Dan schakelen we over op het onderwerp 'boerderij'. Want wat komt er allemaal voor op een boerderij? Denk hierbij aan Barnyard (de hoofdpersonen zijn verschillende boerderijdieren, maar denk ook aan de trekker van de boer, etc.). We maken dan ook met z'n allen een groot woordweb met allerlei voorwerpen en dieren die op een boerderij voorkomen. Daarna volgt de uitleg van de opdracht.
Hieronder staat de beoordelingsmatrix:
Beoordelings-
matrix
|
Onvoldoende
|
Voldoende
|
Goed
|
Het
gebruik van boerderij dieren
|
Er zijn minder dan 5 dieren gemaakt.
(0 punten)
|
Er zijn 5 dieren gemaakt.
(2 punten)
|
Er zijn meer dan 5 dieren gemaakt.
(3 punten)
|
Het
gebruik van voorwerpen van een boerderij
|
Er zijn minder dan 8 attributen gemaakt.
(0 punten)
|
Er zijn 8 attributen gemaakt.
(2 punten)
|
Er zijn meer dan 8 attributen gemaakt.
(3 punten)
|
Inzet
|
De leerling toont geen inzet in het werk dat
hij/zij moet verrichten.
(0 punten)
|
De leerling doet wat hij/zij moet doen.
(3 punten)
|
De leerlingen tonen veel enthousiasme en inzet
bij deze opdracht.
(4 punten)
|